Voor Behsat Üvez
Toespraak van Steven Kamperman tijdens de afscheidsceremonie van Behsat Üvez (2 mei 1959 – 22 februari 2013) in de Oosterpoort, Groningen, 27 februari 2013.
“Als je achter vijf konijnen aan rent, vang je er geen een”
Met dat Turkse gezegde probeerde vader Üvez de jonge springerige Behsat een beetje in te tomen.
Wijze woorden, maar niet bestemd voor Behsat. Behsat zei altijd: “Ik ben eigenlijk geen saz-speler”. Maar hij was het natuurlijk wel, en een goede ook. En hij zei: “Ik ben eigenlijk geen echte darabuka-speler”. Maar hij was het natuurlijk wel, eentje die steevast op iedereen grote indruk maakte. En hij zei: “Ja, ik ben niet echt ud speler”, “Ik ben niet echt davul-speler”. Maar hij speelde op beide instrumenten fabuleus. En het meest hartverscheurend mooi was daarbovenop nog dat ongelooflijke zingen, dat hemel en aarde bij elkaar bracht. Ik tel zo bij elkaar vijf gevangen konijnen.
Behsat had ongelooflijke muzikale talenten. Hij hoefde maar naar een instrument te kijken, en hij kon er al op spelen. En hij was daar ook trots op en dankbaar voor. Hij genoot als hij een contrabas pakte, en daar dan gewoon meteen de baslijn van een van de stukken op kon spelen. Dan glunderde hij als een kind. Hij kon de juiste toonhoogte inzetten, ook al was er geen enkele referentie om hem heen of was er juist een muur van geluid. De raarste onregelmatige maatsoorten had hij binnen enkele seconden door. “Kijk, leuk,” stootte hij me dan aan als we samen in de auto naar muziek luisterden, en tikte het mee.
Ik heb het geluk gehad om dertien jaar lang van zijn talent te hebben mogen genieten. Eerst in het Global Village Orchestra, waarin wij beiden voor het eerst aan elkaar konden snuffelen, en vanaf 2002 in onze gezamenlijke band Baraná, onze beider grote liefde. Wat dat betreft is het bijzonder om nu hier te staan, in De Oosterpoort in Groningen, omdat precies hier het allereerste concert van Baraná plaatsvond, twee dagen voor ons concert op de Music Meeting in Nijmegen. En ik vind het fijn dat heel veel van de Baraná-musici er vandaag weer bij kunnen zijn, u zult ze straks horen in een speciale Baraná Big Band versie.
Het was voor mij een ongelooflijk geschenk om met Behsat samen te werken. Ineens kwam ik – als jazzmuzikant met een voorliefde voor volskmuziek – in contact met iemand die altijd met beide benen in die traditie had gestaan, maar tegelijkertijd beschikte over een enorm open blik. Iemand die een onwaarschijnlijke hoeveelheid volksmuziek met zich meezeulde, een wandelende encyclopedie, maar die niet enkel meer als museumbewaarder wilde opereren. We troffen elkaar in het verlangen naar verrassende muziek, naar ongehoorde muziek, naar nieuwe muzikale werelden. Maar tegelijkertijd voelden we de behoefte aan gewortelde muziek, aan muziek die niet alleen ‘interessant’ is, maar ook op andere vlakken vibreert – bezield is.
Hij leerde me over traditionele ritmes, over makams (Turkse toonladders), maar altijd met het oogmerk om er iets fris mee te doen, om er een draai aan te geven. In die zin was Behsat een echte vrijdenker, een visionair. Ik herinner me de eerste repetitie van Baraná & Co. Mehmet, zijn oud-leerling die inmiddels op het conservatorium zat, zei tegen hem: “Hodja, meester, dat kan toch helemaal niet: in die makam mag je toch helemaal niet die noot gebruiken.” Waarop Behsat zei: “Mehmet, ík heb je uitgenodigd voor dit project; we doen het nu op mijn manier; mond dicht en spelen!”
Ik – en met mij vele andere musici in Nederland – hebben ontzettend veel mogen leren over Turkse muziek door Behsat’s toewijding. Maar hij heeft me ook op een aantal andere manieren gevormd, en daar zal ik hem mijn hele leven dankbaar voor blijven.
Allereerst is er Behsat’s bijna mythische enthousiasme. Behsat was snel lyrisch. Lyrisch over musici die hij gehoord had, over musici in Baraná, over onze eigen concerten, over de nieuwste CD die we uit hadden. Ik, als nuchtere Hollander, dacht dan aanvankelijk al snel: “jaja, nou, was het nou echt wel zo goed, is ie niet iets te enthousiast, is dit wel objectief?” Maar langzamerhand begon ik de wijze les te begrijpen. Ik dacht altijd: als iets heel goed is, dan kun je er daarna enthousiast over raken. Maar Behsat leerde me dat enthousiasme een kwaliteit in zichzelf is. Dat alles begint met enthousiasme, en dat de kwaliteit daar juist op kan volgen. En hij was daarin ontzettend krachtig: hij barstte al bijna van enthousiasme uit elkaar als hij het podium opliep. Als we samen een nieuw programma aan het componeren waren en ik een oorspronkelijk muzikaal idee van hem nogal radicaal veranderd had, was hij niet eerst even kritisch, maar hoorde hij meteen het mooie er weer in. Enthousiasme als beginpunt, een wijze les van Behsat.
De volgende wijze les lag in Behsat’s zelfvertrouwen. Behsat was heel eigen. Hij wilde graag gezien worden als muzikant, hij was trots op wat hij deed. Allemaal dingen die ik toen ik hem net kende vooral als ‘Turkse trots’ begreep, iets waar ik als zogenaamde bescheiden Nederlander niet aan deed. Maar beetje bij beetje wist hij dat zelfvertrouwen bij mij ook te stimuleren. Hij zei: “Kijk uit: als je al te bescheiden gaat doen, gaan mensen erin geloven”. Hij liet me zien dat er in authenticiteit een enorme kracht zit, dat het goed is om je persoonlijkheid in te zetten, te tonen.
Hij liet me tegelijk ook zien dat hij zijn trots ook opzij kon zetten. Ik heb momenten meegemaakt dat ik zag dat hij heel ontevreden was over hoe iets verliep, maar ook zag dat hij het wegslikte in het belang van de avond. Later kon hij dan wel eens met lichte trots tegen mij zeggen: “Ik verbaasde eerlijk gezegd mezelf”. Behsat had het niet nodig om anderen te bekritiseren om zichzelf van belang te voelen. Hij was op een heel open en transparante manier gewoon heel enthousiast over de dingen die hij deed, en kuste in mij het goede gevoel over mijzelf wakker. Wees trots op wie je bent, nog een dierbare les van Behsat die ik mijn leven lang zal meevoeren.
En dan was er die hoop. Die ongelooflijke hoop, of moet ik zeggen dat ongelooflijke vertrouwen. Toen in 2011 bleek dat de schouderpijn waar hij al zo lang mee kampte, helemaal geen rare blessure was, maar de uitzaaiing in zijn botten van een reeds langdurige longkanker, ging er een siddering door ons heen. Longkanker staat bekend om de snelheid en de onverbiddelijkheid van het ziekteproces. De doktoren gaven hem nauwelijks een kans. Maar Behsat zei: “Ik ga vechten. Voor de doktoren is mijn sterfkans misschien 95%, ik zie een overlevingskans van 5%”. En ik geloofde in hem. Ik herinnerde me dat hij aan de vooravond van de opnames van onze CD Ileriye anilar in 2006 ineens heel ziek aan het worden was. Ik hield mijn hart toen vast, maar Behsat heeft de hele nacht als een shamaan een mantra gereciteerd, en was de volgende twee dagen weer fit genoeg om de opnames door te laten gaan. Behsat had ongelooflijke lichamelijke krachten, en net op het moment van de diagnose, waren we bezig met ons nieuwe project Elektro Shaman. En we dachten allebei: dit kan geen toeval zijn. Ik geloofde in hem, omdat hij immers een soort shamaan was.
En hij deed het. Hij doorstond chemos zonder tegenzin, zette zichzelf op een dieet, en leefde volop door. Tussen chemo’s door gingen we samen naar Malta, Albanië, Spanje; namen we een CD op, hadden we ons Baraná Festival in Rasa, en gingen afgelopen najaar nota bene nog 9 concerten spelen in Turkije in een twee weken durende tour. We hadden de achterbank van het busje voor hem vrijgemaakt, en daar lag hij te slapen tijdens de reis, maar tijdens de concerten ’s avonds schitterde hij alsof er niets aan de hand was. En ik kan me herinneren dat hij aan het eind van de tour zijn saz pakte tijdens de reis, en samen met zangeres Ceylan Ertem gierend Turkse krakers voorbij liet komen. Hoezo ziek?
In die hele twee jaar heb ik hem niet eenmaal zonder hoop en vertrouwen meegemaakt. Geen woord. Hij had wel pijn; heel veel pijn. Maar hij wist waar hij het voor deed. En het was ook geen ontkenning van zijn ziekte. Hij wist hoe zijn prognose was. Hij zei na afloop van de Turkije-tour: “Steven, ik zie grote kansen voor jou in Turkije, grijp ze. Met of zonder mij”. Hij ontkende zijn ziekte dus niet, maar hij bleef tegelijk voeling houden met zijn vitaliteit, met zijn hoop, met zijn vertrouwen. Het was afgelopen woensdag dat hij ergens tussendoor voor het eerst in een bijzin zei: “Steven, ik weet het niet, de tijd zal het leren.”
Blijf hopen, niet bij de pakken neerzitten, heb vertrouwen: nog een belangrijke les van Behsat.
Ik heb de afgelopen week mijn muzikale zielenmaat verloren. Eentje die precies altijd dezelfde tracks op CDs het mooist vond, iemand waarmee het (ondanks onze verschillende culturele en muzikale achtergronden) altijd zo absurd vanzelfsprekend samen componeren was, iemand die in de studio altijd hetzelfde vond over wat er moest gebeuren met het geluid, de galm en de levels. Ik heb ook een dierbare huisvriend verloren. Eentje die mijn kinderen steevast weer aan het gillen van het lachen kreeg, of die ze een zeven-achtste maatsoort liet klappen: ‘Haren – Veendam – Groningen, Haren – Veendam – Groningen’.
Maar ik heb er ook een stem bij gekregen in mijn hoofd. Iemand die me raad geeft, die me een duwtje geeft of ‘laat maar even’ zegt. Ik kan alleen hopen dat ik zijn stem weet door te geven.
Ik ga nu voor hem het lied Ayerlik spelen, dat over heimwee gaat. Het is een traditioneel Azerbeidjaans liedje dat we vaak samen als duo speelden in het Global Village Orchestra, en het was ook echt Behsat’s liedje, dat altijd wel voorbij kwam als hij wat op de saz speelde voor zijn familie of vrienden.
Steven Kamperman, 27 februari 2013